
Nog niet zo lang geleden schreef ik facebook en instagram helemaal vol. Tenminste als ik iets te vertellen had, waarmee je min of meer te koop zou kunnen lopen. Dat waren zoals het echte Facebook-ers betaamt, feitelijk alleen goed nieuws berichten. Op het opschepperige af, iets vertellen over je eigen tuin of je vakantie.
Er zijn op Instagram of Facebook wat foto's en berichtjes geplaatst over vakanties en bijzondere stedentrips. Alsof je vrienden daar op zitten te wachten. Overal dezelfde soort plaatjes van mensen die het goed hebben. De sociale media: groot geworden dankzij de ijdelheid van mensen en de immer aanwezige wens om gezien en gewaardeerd te worden. Een hartje of een duimpje onder een bericht maakt je dag weer compleet.
Ik heb er afstand van genomen en je vindt mij niet meer terug op de social media. Ik was de platheid en het venijn op X en twitter domweg ook zat.
En toch.... Soms mis ik het wel een beetje. De berichtjes van je vrienden, van familie en bekenden. En ja... natuurlijk mis ik ook wel een beetje het pronken of delen van momenten, waarop je het goed hebt. Waarom zou je omgeving het niet mogen weten?
Ik gebruik er vandaag stiekem toch een beetje deze blog voor. Ik kan het niet laten.... ook ik heb zo mijn ijdele kant. En als je er geen belangstelling voor hebt: gewoon overslaan! Over een paar weken is er weer een nieuw verhaal.
Het begon in Duinkerken en Waasbergen, die eerste kilometers op weg naar Engeland, alsof we een drempel overstaken naar een ander tempo, een andere stijl. Met de trein de oversteek via de tunnel en dan via Canterbury door naar de eerste plek voor wat overnachtingen: Rye, een stadje dat nog altijd lijkt te fluisteren over smokkelaars en oude herbergen. De straatjes geplaveid, de gevels wat scheef: het voelde alsof we direct in een ansichtkaart belandden. Zeker nadat we de eerste tuin van een spookhuis bezochten.
Van daar naar Lyme Regis, waar de zee zichzelf eindeloos blijft herhalen en vervormen in kiezelstranden en witte krijtrotsen. Ik had gehoopt meer van dat beroemde South West Coast Path te bewandelen – het zoutpad dat zich als een eeuwige belofte langs de kliffen slingert – maar het bleef bij hier en daar een stuk.
De realiteit was dat ik vaker achter Irene aan slofte, van tuin naar tuin, van kasteel naar kasteel en dan weer terug. We waren lid geworden van National Trust en mengden ons tussen de trouwe engelse kasteel- en tuinbezoekers. Cultuur is er genoeg te vinden. Of het nu Stonehenge is of een overblijfsel van iets wat de Romeinen achterlieten.
In Nederland kunnen het Gelders Landschap, Natuur Monumenten, de Museum Jaarkaart of Staatsbosbeheer nog wel wat leren van de wijze waarop National Trust vrijwilligers inzet en gezinnen en kinderen mobiliseert en betrekt bij het cultureel erfgoed van mooi Engeland. Soms was het gewoon een beetje teveel... al die "oude van dagen" in die kastelen, die dolgraag hun verhaal kwijt wilden en zo enthousiast iets wilde vertellen over kasteel, kamer, schilderij of meubelstuk.
Al naar gelang onze vakantie vorderde en wij meer kastelen bezochten werd de doorloopsnelheid hoger en hoger en raakten we ook wat meer bedreven in het ontwijken van over-enthousiaste gidsen die keer op keer met een glimlach en van die vriendelijke engelse beleefdheid een gesprek wilden aanknopen. Toch genoten we er van. Vooral van die tuinen natuurlijk rond al die prachtige oude gebouwen.
En eerlijk: dat was óók een tocht. Want wie denkt dat tuinen en een bezoek daaraan passief zijn, heeft nooit met Irene door Sissinghurst gelopen. Elke rozenboog werd bewonderd, elke taxushaag in haar geheugen gegrift. En ik? Ik liep erachteraan, soms zacht mopperend, soms wat zuchtend, soms grinnikend om mijn eigen geklaag. Want na een dag door borders, perken en boomgaarden struinen, had ik qua kilometers net zo goed de kliffen van Cornwall kunnen bedwingen. Alleen hing de geur van lavendel en rozen nu om me heen in plaats van de geur van zeewier of de netten van de vissersboten. Ik moet bekennen dat ik er eigenlijk ook wel van genoot. De rust, de atmosfeer, de vriendelijkheid, de kleuren en het tempo.
Toch was er bovenal die glimlach. Die onverwoestbare, stralende glimlach waarmee Irene elke nieuwe tuin begroette alsof het de eerste was. Met de app in haar hand om elke nieuw bloem of boom te identificeren. En zoals de Haagse rockhelden ooit zongen: when the lady smiles… dan smelt je, en wandel je gewoon weer verder.
Cornwall zelf was een feest van contrasten. Lands’ End, dat als een oud monument de wind trotseert en tegelijkertijd die idiote kermis (alsof je de Efteling in wandelt met draaimolens en een heus spookhuis), en Mousehole, dat kleine vissersdorp waar de tijd lijkt te zijn gestold tussen smalle steegjes en dobberende bootjes. Ons hotel lag aan het kleine haventje. Het engelse breakfast heb ik gedurende onze reis zoveel mogelijk proberen te ontlopen: Te veel vet, te veel black pudding, die witte bonen in tomatensaus en die dikke plakken gebakken bacon: gewoon iets te veel. Maar hier moest je wel. In de herberg waar je de avond daarvoor de pint en de Guinness dronk.
Dartmoor bood mistige heidevelden, stille pony’s, wilde paarden en een ruigheid als tegenwicht voor alle rozenperken. We maakten er een prachtige wandeling naar het oudste bos van Engeland. Langs loslopende ossen, door drassige weilanden, over rotsen, tussen varens en langs een kabbelende beek . Devon toonde ons zijn glooiende heuvels en het cider-bier, waar ik beleefd voor heb bedankt. Bath met zijn Romeinse grandeur was indrukwekkend evenals de Cotswolds en de honingkleurige en sprookjes-achtige dorpjes waar elke pub een ansichtkaart waardig was. Op advies van onze dochters reden we er graag voor om.
In Dunster keek een kasteel neer op een dorp dat leek te zijn blijven steken in een middeleeuws sprookje. Dit kasteel deden we (vlak voor sluitingstijd) overigens in 15 minuten: een bijzondere prestatie als je bedenkt dat we de eerste kastelen en landhuizen in dagdelen bezochten en bekeken.
En tenslotte Wadhurst: een thuiskomen bij oude Rotary-vrienden. Het werd een avond vol verhalen, vriendschap en een gezelligheid die de hele reis samenvatte: warmte, gastvrijheid en die typisch Engelse balans tussen tradities, beleefdheid met een knipoog en fellowship (zoals we dat zo mooi bij Rotary noemen).
Als ik terugkijk, was het misschien niet de zomer van eindeloze kustpaden. Het was een zomer van "escape to the country" in de meest ruime zin van het woord. Van tuinen die bloeiden als schilderijen, van kastelen die hun stenen verhalen vertelden, van heuvels, zee, mist en zon (en die ene bui die ons tot op het ondergoed zeiknat regende).
En natuurlijk van die ene glimlach die elke omweg, elke extra kilometer, elke overdosis bloemen waard maakte.
Reactie schrijven
Joke Vrolijk (vrijdag, 22 augustus 2025)
Heerlijk dit verslag; we waanden ons weer even terug in dit prachtige land!
Gerrit (vrijdag, 22 augustus 2025 19:24)
:-)