· 

Een bos

Het is lente. Ik schreef er al een keer een blogje over. Na een weekje Athene is het ook in Nederland prima weer. Het levert een relaxed weekend op. De zaterdag hebben we besteed aan de tuin (Irene ging helemaal los met allerlei aangeschafte zomerbloeiers). De zondag ging volgens het patroon dat wel vaker voor de zondag geldt. Een ontbijt met croissantjes, een gekookt ei en wat jus d’ orange. Vervolgens naar de kerk. Koffie met een baksel van Irene en daarna er even tussen uit.

 

Dat werd deze keer met de fiets. Voor het eerst sinds de winter op de trappers. Zodra je de straat uitrijdt is het al mooi. Over landgoed Bonenburg, via kasteel Vosbergen, richting Wapenveld, het Zwolse bos in. Dan richting Heerderstrand en door de Dellen richting Epe en over het oude spoor weer terug. Bijna 35 kilometer. Het is prachtig. Het appeltjes groen van het jonge blad aan de beuken, doet bijna pijn aan de ogen. Mijn tienerkamer aan de Buizerdlaan in Vianen was ook in die kleur geschilderd. Alle muren wel te verstaan.

 

Ik moet er nu niet aan denken, maar het groen aan de bomen is prachtig.

De vogels begeleiden ons gedurende de tocht met een concert. Er zijn meerdere mensen op het idee gekomen om te fietsen, maar druk is het ook weer niet. Wel drukkend en dat slaat dan op de atmosfeer. Het is benauwd. We krijgen onderweg ook regelmatig wat regendruppels over ons heen (het mag geen naam hebben, maar de regenjas moet toch aan). Het mag de pret niet drukken, de fietstocht is prachtig, het bos ruikt heerlijk en het lijkt net of het tijdens het fietsen steeds groener wordt. Je zou hier wonen, denk ik nog steeds….  

 

Het bos, een bos.... het heeft zo veel, het zegt zo veel. Ester Naomi Perquin (dichter des vaderlands) verwoordde het als volgt:

Een bos

Wat je kunt: een boom planten in omgewoelde aarde, zien hoe de takken

naar de hemel reiken. Zon. Maan. De hemel die je zelf ooit hebt

vervloekt. Een zomerdag begraven. Door de tijd heen kijken.

Onder de boom staan als het waait, weten waarvoor te weinig woorden zijn.

Te weinig handen. Denken. Water geven. Zien hoe de stammen

langzaam dikker worden, het leven zich een uitweg bloeit.

Hoe ieder voorjaar weer het blad, ieder najaar weer het vallen. Hoe weinig

blijft staan. Hoeveel. Onder die bast de cirkeling van zonderjaren,

ring na ring woedend opgeruimde of intact gelaten kamers,

onthouden gedachten, de lach, de verhalen.

Wat je weet: onder de grond groeit een wirwar van lopers en draden,

vormen een netwerk van minieme signalen, tasten over en weer –

men hecht onzichtbaar aan elkaar, vloeit samen.

Er is niets meer. Er is alles. In de takken hangt de zon, de maan.

Alle bomen dragen namen. En ze groeien. Ze groeien.

Van kruin tot wortels trillend van bestaan.

 

 

Reactie schrijven

Commentaren: 0