Mijn beide ouders zie ik gelukkig regelmatig. Ze zijn er nog. Mijn vader 88, mijn moeder dit jaar 85. Een aanmoediging om mijn ouders te bezoeken is niet nodig, maar desondanks, hebben we als kinderen (broers en zus) een soort rooster gemaakt, waarbij we afwisselend een weekendbezoek afleggen aan Vianen. Al is het alleen maar om te voorkomen dat er een weekend niemand is of we er allemaal een keer tegelijkertijd zijn. Voor mijn moeder zou dat gewoon teveel zijn. Te veel prikkels in ieder geval.
Het weekend van 4 mei was zo gezegd de beurt aan Heerde. Het levert een bijna standaard ritueel op, waarbij wij (Irene en ik) ons kort na de middag in Vianen meldden. Altijd een gezellig en waardevol moment. Eerst naar mijn vader, vervolgens naar mijn moeder in de zorginstelling.
Ik heb er op deze plek al vaker over geschreven: "Het gaat niet goed met mijn ouders". Mijn moeder raakt steeds meer (of is eigenlijk gewoon) de weg kwijt en hoewel mijn vader wel weer wat opkrabbelt van zijn TIA, zal hij nooit meer de oude fanatieke wandelaar zijn.
Hoewel...... hij doet er alles aan om weer op het oude niveau te geraken; met zijn rollator sjeest hij door Vianen en het trappenhuis van zijn appartement met de 7 verdiepingen is ook dagelijkse kost. Het is idioot, onverantwoord misschien, maar..... het werkt nog ook. Ziijn mobiliteit wordt gewoon beter. "Een Verboom is niet voor 1 gat te vangen", zou je kunnen stellen.
We staan erbij en kijken er naar en geven zo nu en dan een zorgzaam advies, dat door mijn eigenwijze vader domweg in de wind wordt geslagen. Hij heeft ondanks alle adviezen toch de fiets weer uit de schuur gehaald en deze week al weer een aantal keer, met gevaar voor eigen leven, een minuut of twintig door Vianen gefietst. "Je moet toch wat, Erwin", zegt hij dan, als ik hem wat meewarig aan kijk.
Dit weekend dus naar Vianen voor een bezoek aan mijn ouders. De dag begon bij mijn vader. Zoals altijd eigenlijk. Hij had alles weer perfect voor elkaar. De tafel gedekt, koffie op de ouderwetse manier gezet (een snufje zout op de gemalen koffiebonen in het filter is het geheim), lekkere hapjes, een stukje appeltaart en natuurlijk een goed glas wijn. Zoals vroeger op zondag, na de kerk. Tradities zijn er om in ere te worden gehouden en rituelen helpen daarbij. Mijn vader is van de tradities en de rituelen.
Zo’n ritueel met een ontbrekende schakel accentueert natuurlijk wel extra het gemis. De vaste plek van mijn moeder op de bank bij het raam is nu leeg. Met z'n drietjes maken we er natuurlijk wat van, maar... het feit dat mijn moeder er niet bij is, wordt in veel dingen zicht- en voelbaar. Geen gezellig gekeuvel, geen gekkigheid, geen gierende lach en geen verhalen over dat wat "flapuit en moederlief" allemaal heeft meegemaakt.
Mijn vader staat gedurende ons bezoek steeds wankelend op. Een mesje op tafel voor de kaas. De toastjes zijn ook al vergeten. Het ligt allemaal in de keuken en keer op keer loopt hij naar het kleine keukentje om het vergeten spul te halen. Hij kan niet stil zitten en vindt het lastig om het aan ons te vragen. Anders gezegd: voordat we het kunnen vragen is hij al wankelend vertrokken en halverwege. Mijn vader vraagt niet, wil zelfs voor zulke kleine zaken niet afhankelijk zijn van anderen en doet het gewoon zelf.
Hij oogt wel wat somber. "Het gaat niet goed met ma", zegt hij. Dat weten we zelf ook wel, maar het hardop horen, van vaderlief is toch wat iets anders. Terwijl Irene toch even naar de keuken loopt om de servetjes te halen, buigt hij zich iets naar me toe. “Ze herkent mij ook niet meer,” zegt hij zacht. Met een snik in zijn stem. “En gisteren zei ze dat ze elke avond bidt of ze naar pappa en mamma mag.” Hij slikt en kijkt geëmotioneerd weg. “Mag ik daar ook om bidden?” vraagt hij, met een gebroken stem. “Want zo kan het toch niet langer?”
Ik kijk hem aan. Mijn vader, de man van het vaste geloof, zijn vertrouwen in de Eeuwige. Ik knik maar even. Natuurlijk mag je daarom bidden. Wat moet je antwoorden op zo’n vraag? Het klinkt wrang – hij vraagt het met een soort schuldgevoel – en toch voel je de liefde. Liefde die het lijden niet langer wil laten duren en kan aanzien. Het is eigenlijk bidden om kracht, bidden om nabijheid. Dat wens je toch iedereen toe?
Toch hebben we ondanks de verdrietige stemming aan het begin een mooie middag met elkaar. Gedurende het gesprek verdwijnt de somberheid bij mijn vader. Misschien doet het glas wijn wel wonderen. We hebben een mooi gesprek, ook over de verjaardag van mijn moeder (in juli pas). Het houdt hem bezig. Vasthouden en loslaten. Dat is ook nu het motto.
We knuffelen hem bij het afscheid en lopen daarna naar het verzorgingshuis. Vaderlief zwaait ons vanaf de zevende verdieping uit en roept nog wat. 'Bellen jullie als jullie weer naar huis gaan? Hoe het met je moeder was?' We steken onze duim omhoog en lopen door.
We kunnen haar niet meteen vinden. Ze zit niet op haar kamer. “Ze is wat aan de wandel,” zeiden ze op de afdeling. Buiten, in de tuin, zien we haar uiteindelijk. Verdwaasd, maar met een minzame glimlach als we haar begroeten. Die glimlach gaat over in tranen als we met haar oplopen naar haar kamer. “Ik ben zo verdrietig,” fluistert ze. “Zo alleen.”
Op haar kamer hangen overal foto’s: familie, kinderen, de hondjes: herinneringen. Ze kan de foto's echter niet verbinden aan wie we zijn of voor haar waren. “Wie zijn jullie?” blijft ze vragen. “Jullie lijken op iemand… maar ik weet niet meer wie.” Ik zit tegenover haar, kijk haar indringend aan. Zonder een blik van herkenning in haar ogen. Ze kijkt mij ook indringend aan. Alsof ze wil weten wat voor vlees ze in kuip heeft: een vreemde die haar komt opzoeken. Ik probeer met woorden als mama, ma en moeke iets van verbinding te maken, maar ze kijkt me met een lege blik aan. Verbinden en herkennen met dat soort woorden en zeker niet met die kale man die ze uitspreekt, lukt domweg niet. Het past niet meer in haar plaatje.
Ze heeft overigens pijn. Een val, gisteren. Door een andere bewoner omver geduwd, op haar zij gevallen. Alles doet zeer. Ze zit in haar stoel, ogen vochtig, hoofd naar beneden. Het gesprek valt stil. Ik zet de radio aan, in een poging de stilte te verbreken. Een lied uit de Johannes de Heer-bundel vult de kamer.
En dan gebeurt er iets.
Ze neuriet mee. Eerst aarzelend, daarna voluit zingend. “Dat is mijn papa,” zegt ze. “Dit zongen we vroeger altijd thuis.”
De tekst is bijna onverstaanbaar, maar het gaat over het vaderhuis en over thuis komen.
Vervolgens volgt een lied van Conny vandenBos. Niet religieus, maar moeke zingt het in een adem door: Ik geef je een roosje, m’n Roosje. Ook die tekst kent ze woord voor woord. Wij luisteren. Kijken. En zwijgen.
De tekst van dat wat ik vroeger een zwemellied noemde, komt wel binnen overigens: het raakt. Het kan geen toeval zijn, maar het gaat verder bij iets wat mijn vader vanmiddag probeerde te vertellen. Het is bijzonder dat mijn moeder het nu, met tranen in haar ogen zo mee kan zingen.
"Haar grapjes, haar ernst en haar trouw
En hij weet nog precies hoe ze lachte
Toen hij zei; ik maak een liedje voor jou
Ik geef je een roosje mijn roosje
Ik geef je een roos elke dag
En ik hou van jou tot de wei zonder dauw
En de echo niet lacht om een lach
Ik zag ze zo vaak in ons straatje
Een oud heel tevreden lief paar
Als het strand bij de zee
Waren zij met zn twee
Want ze hielden zo veel van elkaar"
Tijdens het zingen, kijk ik naar het nachtkastje naast haar bed. Een foto van haar ouders. Van haar broers en zussen. Een foto van mijn vader, waar met pen "Mijn Man" op is geschreven. Gewoon om niet te vergeten. Eén foto springt eruit: mijn moeder in betere dagen, een brede lach naast haar moedertje – mijn oma. De foto van haar vader is er op vastgeplakt. Ook mijn oma was toen al aan het dementeren. De cirkel lijkt rond. Een lijn van verlies, maar ook van liefde, van zorg, van het vasthouden aan iets wat langzaam wegdrijft.
Een half uur later zitten Irene en ik in de auto. We zijn stil. De Bee Gees zingen door de speaker van de autoradio. Night Fever – een echo uit mijn jeugd. Nog geen zestien was ik, vol plannen en dromen. Ik zou met de soos naar de film gaan. Wist eigenlijk niet of het mocht. John Travolta. Mijn moeder gaf me een duwtje in de goede richting. “Ga maar, jongen. Geniet ervan” en ze duwde wat geld in mijn hand voor het bioscoop kaartje. Gek dat juist dat beeld ineens terug is.
En nu is ze weg, maar ook weer niet. Muziek bracht haar even terug.
Ze zong mee. Woorden en herinneringen van toen.
Heel even. En ik voelde haar daar, ergens achter haar ogen, achter de mist.
Het doet toch wel pijn. Het is verdrietig.
Mijn vader vroeg of hij mocht bidden dat het ophield.
Misschien doe ik dat vanavond ook maar.
Zaterdagochtend. Vroeg uit de veren. Ontbijt voor vrouwlief gemaakt (check). Het oud papier buiten gezet, zoals gisteravond vriendelijk doch dringend verzocht (ook check). Sporttas ingepakt, want het was echt weer eens tijd voor een rondje Milon Circle. Alles dubbel gecheckt – ik was tenslotte al een paar keer niet geweest – en met zorg had ik mijn sportpas alvast in mijn broekzak gestoken. Klaar om de strijd tegen de zittende levensstijl aan te gaan.
En daar ging het mis.
Blijkbaar is zo’n sportpas net zo trouw als een zeepje in de douche: glad, klein en altijd op zoek naar een ontsnappingsroute. Bij het instappen in de auto is ‘ie dus kennelijk stiekem uit mijn broekzak gegleden. Dat besefte ik pas toen ik vol vertrouwen als eerste de sportschool binnenliep, het toegangspoortje bereikte… en daar abrupt tot stilstand kwam. Geen piepje. Geen groen licht. Alleen een medelijdende blik van de dame achter de balie. “Pas vergeten?” vroeg ze met een glimlach die zowel troostend als licht spottend was. Ja dus.
Er zijn dingen die je gewoon niet moet vergeten. Je sportpas, als je eindelijk weer wil beginnen met sporten. Je trouwdag, als je vredig wilt blijven samenleven (10 april waren Irene en ik 39 jaar getrouwd).
En op 4 mei, mogen we vooral niet vergeten waarom we herdenken. Toch maar even een wat serieuze twist aan deze blog: Ik werd (opnieuw) geraakt door de foto van het jongetje zonder armen. De foto won een prijs (WorldPress), omdat die zo beeldend het leed in Gaza laat zien. Schrijnend.
Menselijkheid: het lijkt vergeten te zijn, we zijn het kwijt en.... ja je ziet dagdagelijks de beelden uit Gaza aan je voorbij trekken. Het is verschrikkelijk. En wat ook verschrikkelijk is: Apatisch kijk je naar de reportages en praatprogramma's over het conflict. Je kijkt er naar, mompelt nog iets over de idioterie en duikt weer achter het scherm van je iPad om wat mailtjes te versturen. Het lijkt net of het niet meer binnen komt. Het is de gewoonste zaak van de wereld. Helaas.
Als ik dan wat langer naar zo'n foto kijk en me probeer in te denken hoe het verder moet. Met zo'n jongetje zonder armen, met Gaza, met Oekraïene, met Soedan en met deze wereld. Je voelt je onmachtig. Je kunt je boosheid en emotie er niet in kwijt en kijkt dan toch maar de andere kant op. Ik schaam me eigenlijk voor mijn eigen gedrag. Alsof je kunt vergeten, dat je het misschien niet langer hoeft te pikken. Alsof je kunt vergeten dat je met elkaar de wereld wel kunt veranderen. We lijken het vergeten en de onmacht doet pijn. Waarom blijven we er stil over?
Bevrijdingsdag. Hoe kunnen we het vergeten. Hoe belangrijk zijn dan de dagen dat je moet en kunt herdenken. En wat doen we daar dan mee? Wat leren we er van? De kranten staan (alleen) deze dagen vol met artikelen over de oorlog en er worden nog steeds mensen gevonden die de oorlog zelf hebben meegemaakt. Kinderen waren het toen nog. De verhalen worden breed uitgemeten en uitgemolken. Ach... en hoewel de beelden van toen ongetwijfeld vervaagd zijn, is het goed om ze door te vertellen.
Hoe anders en irritant (irritatie zegt meer over jezelf dan over een ander, overigens) zijn de gesprekken over 4 mei en dat wat je op deze dag wel of niet mag herdenken. De praatprogramma's zitten er weer vol mee. Van wie en voor wie is 4 mei?
Hoewel het steeds moeilijker lijkt om in deze tijd van meningen en polarisatie tot een gezamenlijk moment van bezinning te komen, is 4 mei toch geen dag van één groep? Het is een moment waarop we stilstaan bij oorlog, vrede, vrijheid – en de prijs die daarvoor is betaald. Die prijs werd betaald door velen, van verschillende afkomst, achtergronden en overtuigingen. Als die herinnering gekaapt wordt om hedendaagse conflicten – hoe schrijnend ook – te overschaduwen, verliezen we de essentie van wat we herdenken. Dan vergeten we dát we juist op 4 mei stil mogen staan bij het belang van verdraagzaamheid, dialoog en vrede, ongeacht wie of waar je bent. We lijken zelfs dat uit het oog verliezen en wijzen naar de andere groep (als we onze armen nog hebben, dan). Polarisatie en Herdenken. Hoe kunnen we vergeten?
Maar goed, terug naar het alledaagse vergeten. En dan gaat deze blog weer over op simpel en de weg van het platgelopen pad weer op: letterlijk dan. Vorige week zondag had ik ook al iets ‘vergeten’. Niet om naar de kerk te gaan (ik heb voor mijn gevoel niet eens gespijbeld), maar wél dat er ook andere manieren zijn om tot bezinning te komen.
Ik trok mijn wandelschoenen aan en liep het Horsthoekerpad, een klompenpad dat zich sierlijk door het poldergebied en de landerijen rond de Keuterstraat slingert, en daarna het bos en de heide in trekt. De onderweg gemaakte foto's steken natuurlijk schril af (niet alleen kwalitatief) tegen het beeld van het Gazaanse jongetje.
En toch. Wat wonen we toch mooi. En dan die beelden van de lente en de ontluikende natuur. Alsof de rest van de wereld niet bestaat. Wat een schoonheid. En wat had ik het gemist. Of beter gezegd: wat was ik het vergeten. De stilte, de geur van natte aarde, de ree die ik in de verte zag wegschieten. Het was een wandeling die ik niet snel zal vergeten. Mede dankzij de spierpijn die nog dagenlang bleef hangen. Een reden te meer om wat vaker te bewegen. Wat vaker naar buiten te gaan. Wat vaker te herdenken. Wat vaker stil te staan. En vooral… om de volgende keer mijn sportpas níet te vergeten.
Maar met deze platte zin, kan dit bericht natuurlijk niet eindigen. Eigenlijk is de boodschap van deze blog en de metafoor van de wandeling, dat we niet moeten vergeten om in beweging te komen. Het mooie moeten zien, omdat het er ook is en het er ook kan zijn. En ja, daar hoort ook dat andere beeld bij. Van dat Gazaanse jongetje. Want dat is er ook! Daar hoort bezinning bij, daar hoort het "binnen laten komen bij" en daar hoort herdenken bij en zeker het niet langer zwijgen en de andere kant opkijken.
Vergankelijkheid… ik heb er al eens eerder iets over geschreven. Afgelopen maandag was ik jarig. 744 maanden oud werd ik. Het was geen groot feest. Niet omdat zo’n verjaardag niet het vieren waard is (in tegendeel zelfs, zou ik zeggen), maar gewoon omdat het op een maandag was. Ik moest nog werken ook. Thuis weliswaar, maar voor 07.00 uur zat ik al achter mijn computer in mijn kantoortje.
Bij ons thuis is het gewoonte (een van huis uit meegekregen traditie) om een verjaardag aan de ontbijttafel te starten en te vieren. De jarige blijft wachten tot hij of zij geroepen wordt en vervolgens met het “lang zal hij/zij leven” begroet, in een versierde kamer met een uitgebreid gedekte ontbijttafel, waar dan ook nog alle cadeautjes zijn uitgestald, rond een een feestelijke taart met brandende kaarsjes.
Met het uitvliegen van onze kids, is dat ritueel niet echt veranderd. Afgelopen jaren vierden we het op dezelfde wijze, maar dan vaak in het weekend en dan waren de kinderen er ook bij. Dit keer werd het en petite comité (Irene en ik samen) gevierd. Zingend werd ik niet verwelkomd, hoewel Irene toch tijdens het ontbijt “het lang zal hij leven” inzette en er ook cadeautjes waren. Ik mocht zelfs 6 kaarsjes uitblazen, die parmantig in een croissant waren gedrukt. Geen taart dit jaar: dat zou ook wat gek zijn, tijdens een vastenperiode.
Best verwend overigens, met prachtige presentjes. Het heeft iets moois. Het markeren van zo'n moment (en dan gaat het niet om de cadeautjes, maar misschien wel om dat croissantje met die kaarsjes). Heden, verleden en toekomst komen er een soort in bij elkaar. We hebben het goed samen. Volgend jaar 40 jaar getrouwd. Dat zijn dan overigens 480 maanden. Als je daar de 84 maanden bij optelt die we daarvoor al “verkering” hadden, wordt het misschien nog wel meer bijzonder. Irene en ik trekken al een heel mensenleven met elkaar op. Wat vliegt de tijd.
Een vast ritueel op mijn verjaardag (de laatste jaren) is dat mijn vader dan altijd vroeg op de dag belt. Zo rond 07:00 uur. Hij is meestal de eerste die dan telefonisch zijn wensen uitspreekt. “Dat het maar weer een mooi jaar mag worden, m’n jongen” is dan een van de waardevolle zinnen die hij op zo'n moment uitspreekt.
Dit jaar gebeurde dat niet… tenminste niet zo vroeg. Ik begon me er rond half 9 negen toch wat zorgen over te maken. Er zou toch niets gebeurd zijn? Je weet het tegenwoordig niet. Hij is best wat fragiel geworden, bijna 1056 maanden en lang niet meer zo kwiek als vroeger (kwetsbaar misschien ook wel), maar rond kwart voor negen belde hij dan toch. Niet als eerste (de kids waren hem al voor geweest), met een wat schorre stem (alsof hij net uit zijn bed kwam, wat misschien ook wel zo was): “gefeliciteerd Erwin, dat het maar een mooi jaar mag worden”.
Mijn verjaardag verloopt maandag verder rustig. Het regent whatsapp berichten en via LinkedIn ontvang ik felicitaties (van die standaard zinnetjes) van mensen die ik al jaren niet gesproken heb. Blijkbaar staat op LinkedIn dat ik vandaag jarig ben. Het roept herinneringen en verhalen op uit een grijs verleden. De dag kabbelt wat verder door. Op mijn werk wordt er amper aandacht aan besteed: thuis werken creeert ook wat meer afstand (en zeker als er geen traktaktie is, weten veel collega’s het domweg ook niet).
744 maanden. 62 jaar. Nog een lustrum verwijderd van de AOW gerechtigde leeftijd. “Je wordt ouder papa, geef het maar toe, je wil er alles aan doen, maar je weet niet hoe.” Vergankelijkheid. Je voelt het aan je lijf. Niet dramatisch (en ik wil dat zeker niet overdrijven), maar… in de avond wat vroeger naar bed, soms tijdens het lezen van de krant op zondagmiddag gewoon even de ogen dicht knijpen… ach.. het hoort bij de gang van het leven. Je wordt je er bij het ouder worden wel steeds meer bewust van. Zeker als je dan naar je ouders kijkt. Over 25 jaar ben ik net zo oud als mijn vader nu is. Mijn moeder is nog jonger.
Wat vliegt de tijd. Vergankelijkheid. Je raakt dingen kwijt. Dingen die je niet meer kan doen, fysieke functies of herinneringen. Er vallen mensen weg: letterlijk of figuurlijk, dichtbij of veraf.
Rond 20:00 uur op mijn verjaardag gaat de telefoon. Het is mijn vader. Hij is bij mijn moeder. “Erwin, je moeder wil je ook even feliciteren” en hij geeft de telefoon door aan aan haar. Ik krijg de vertrouwde stem van mijn moeder aan de lijn. Ik moet er even bij slikken. "Hallo, wie is daar?" Ik noem mijn naam, maar er gaat blijkbaar geen lampje branden. Ik hoor mijn vader op de achtergrond fluisteren, dat ik Erwin ben haar zoon en dat ik jarig ben. Ben jij Erwin, vraagt ze? Ik bevestig dat, maar ze is alweer kwijt dat ik jarig ben en dat vertel ik haar dan maar. Ze wenst me (ingefluisterd en wel) iets liefs toe en vraagt vervolgens wie ik dan ook al wel weer ben. Mijn naam verbinden aan het feit dat ik haar zoon ben, lukt niet. De stem is bekend, haar opgewektheid ook: als je niet naar de inhoud luistert, klinkt het zo echt en vertrouwd, maar ze is er eigenlijk gewoon niet meer bij.
Na wat lege zinnetjes over en weer hangen we uiteindelijk op. Het doet pijn en ik slik wat tranen weg. Je wordt met het ouder worden ook wat emotioneler, bedenk ik mij. Vergankelijkheid, hoe schrijnend en verdrietig kan het zijn. Mijn lieve moeder, die lieve stem, zo verward, zo herkenbaar en toch zo afwezig.
Mijn verjaardag vieren we in kleine kring op zondag 6 april. Mijn kinderen zijn er, mijn broers en zus en wat neven en nichten.
Mijn vader is er gelukkig ook. Het hele weekend in Heerde. Op vrijdagmiddag zitten we in het zonnetje wat te praten over dat wat ons bezig houdt. Met hem wandel ik die avond nog even over de hei. Hij achter de rollator, ik schuifel (met zijn wandelstok in de hand) wat naast hem mee. We praten over het leven, de omgeving en genieten van de ondergaande zon.
"Vandaag zit je moeder al weer 30 maanden in Batenstein", zegt hij op een gegeven ogenblik. We missen haar, ze is er nog en houden haar vast. We lopen zwijgend en in gedachten verzonken verder.
De tijd vliegt voorbij… tijden veranderen en… ja… we worden elke dag weer weer ietsje ouder… zoveel onvoltooid verleden tijd.
Stef Bos schreef er een prachtig lied over: Achter in de rij.
Kijk om
Er is een zee van ruimte
Kijk om
Er is een zee van tijd
Er is nog zoveel om te doen met wat geweest is
Zoveel onvoltooid verleden tijd
Bijgaand ter afsluiting van deze blog een link naar tekst en lied: https://youtu.be/FwQ1RZ-p1N4?si=JEEbG2OjW85H_L8H
Wie kent dat prachtige nummer van de Dijk niet? Mag het licht uit. Een prachtige Nederlandstalige song uit 1987.
Te veel woorden, Te veel zinnen, Te veel woorden, Draaien in mijn kop
Te veel woorden, Te veel muren, Te veel uren, Tikken langzaam op
Te veel mensen, Te veel draaien, Te veel mensen
Draaien eromheen
Te veel mensen, Te veel zinnen, Te veel woorden
Voor een mens alleen
Mag het licht uit, Mag het licht uit, Mag het licht uit
“Mag het licht uit…..” het is bij ons thuis inmiddels een beladen zin.
Het begon met kleine irritaties. De inductieplaat die ineens weigerde, de lampen die knipperden alsof we in een spookhuis woonden en de auto die zich gedroeg alsof hij heimwee had naar het laadstation een paar straten verderop. En dat terwijl de vierwieler de hele nacht aan de oplader had gelegen. En het erge: op de bovenverdieping geen licht, de wekker die niet afging (gelukkig heb ik een goede biologische klok) en niet opgeladen telefoons. Elke keer weer hetzelfde ritueel: ploep, alles uit. Monteur bellen. Monteur komt. Monteur mompelt iets technisch. Monteur vervangt een stop in een kast waar wij als bewoners niet bij mogen (of kunnen – wie weet wat daar allemaal achter schuilgaat). Kassa: een rekening van € 139,-
En dan? Dan werkt alles weer. Even. Net lang genoeg om te denken dat het probleem nu écht opgelost is. Tot het weer ploep zegt. Alsof ons huis gewoon af en toe een powernap nodig had, maar dan zonder ons daarin te betrekken en in ieder geval op de meest onmogelijke momenten.
De enige echte oplossing
Na weken van steeds terugkerende stroomstoringen, waarbij de monteur ons al begroette met “zo, daar zijn we weer”, (€ 139,-) werd de kogel door de kerk gejaagd: de meterkast moest vervangen worden. Klaar ermee. Nieuwe kast, alles fris, alles goed. Toch?
Op de dag van de vervanging bleek al snel dat het probleem dieper zat. Letterlijk. Liander moest eraan te pas komen om de aansluiting en toevoer te verbeteren. Al knutselend in de kleine meterkast ruimte, viel vervolgens de stroom uit in de hele straat. Op mijn telefoon kreeg ik een melding (zo heb ik dat ingesteld) van Liander, dat er een stroomstoring was in en rond de Keuterstraat en dat het wel 4 uur kon duren.
Inmiddels stonden er 4 mannen in de gang en hoorde ik iemand wat mompelen over een brandlucht.
Dus daar zaten we, samen met de buren, in een collectieve black-out. Meer dan vier uur lang. De koelkast begon onheilspellend warm te worden, de telefoonbatterijen zakten langzaam richting 1%, en de werkdag eindigde abrupt toen de laatste noodaccu het begaf. We hebben het geprobeerd hoor, met powerbanks en accuvoeding (speciaal de avond daarvoor opgeladen), maar een dagje thuiswerken zonder elektriciteit is net als een dieet met alleen maar taart: een nobel idee, maar niet vol te houden. Hoewel dit voorbeeld eigenlijk nergens op slaat, als je aan het vasten bent (inmiddels meer dan 7 kilo lichter).
Voorbereid op een crisis?
De overheid roept op om voorbereid te zijn op een crisis. Minimaal 72 uur zelfvoorzienend, zeggen ze. Water, voedsel, een noodradio, kaarsen… Wij hebben de test alvast voor jullie gedaan: we haalden niet eens één volle werkdag. Je vraagt jezelf tijdens zo’n moment af hoe het vroeger ooit heeft kunnen werken (zonder electriciteit, zonder internet), maar belangrijkste vraag voor mij gedurende de dag was hoe ik in vredesnaam nog thee kon zetten. Het goedje in de ’s ochtends gevulde thermoskan is na een aantal uur echt te brak om te drinken namelijk.
Het probleem is inmiddels opgelost. De huizen in de Keuterstraat beschikken weer over stroom en zelfs bij ons knipperen de lampen niet meer en hebben we al een paar dagen geen storing meer. Ik heb wel het vermoeden dat de meterkast niet vervangen had hoeven te worden: het probleem zat bij Liander. Dus in die zin voor niets heel veel kosten gemaakt. Ik troost me maar met de gedachte dat ik toch al van plan was om de oude kast een keer te laten vervangen.
We hebben weer licht, we kunnen weer thee drinken en de telefoons zijn weer opgeladen en internet is actief: het is allemaal weer normaal ….
Hoewel….. Sinds de storing doen de straatlantaarns het in de Keuterstraat het niet meer. Je kunt natuurlijk niet alles hebben…
En tot slot de rest van de tekst en de link naar de song van de Dijk:
Te veel woorden, Te veel zinnen
Te veel woorden, Draaien in mijn kop
Te veel woordenTe veel muren
Te veel uren, Tikken langzaam op
Te veel mensen, Te veel draaien, Te veel mensen
Draaien eromheen
Te veel mensen, Te veel zinnen, Te veel woorden
Voor een mens alleen
Mag het licht uit, Mag het licht uit, Mag het licht uit
Als ik je in mijn armen sluit
Te veel ogen, Te veel tranen,Te veel ogen
Tranen van verdriet
Te veel ogen, Te veel vragen
En de antwoorden, Die zijn er niet
Mag het licht uit, Mag het licht uit, Mag het licht uit
Als ik je in mijn armen sluit
Te veel woorden, Te veel zinnen, Te veel woorden
Draaien in mijn kop
Te veel woorden, Te veel muren, Te veel van alles
Na een lange lange dag
En zo zie ik ze graag
Maar nu is het genoeg
Genoeg geweest vandaag
Mag het licht uit
Mag het licht uit
Mag het licht uit
Als ik je in mijn armen sluit
De cirkel van het leven. Je leest er wel eens over en we zijn er allemaal onderdeel van: een eindeloze, draaiende achtbaan van gebeurtenissen waar je soms het gevoel hebt dat je maar rondjes blijft draaien. Van de eerste ademhaling tot de laatste zucht, alles komt weer terug. Je wordt geboren, groeit op, maakt een paar misstappen (of tien), en voor je het weet, zit je weer ergens in de fase waar je begon – het leven heeft de heerlijke gewoonte om zichzelf telkens opnieuw uit te vinden.
En terwijl je daar in die cirkel zit, ben je soms zo druk bezig met het zoeken naar het einde van de rit dat je vergeet dat het om de reis gaat. En dan krijg je ook nog wat mee van je ouders, doe je dingen op dezelfde manier en dat geef je weer door en doen je kinderen ook weer. Het is bijzonder. En over cirkels gesproken (en dan maak ik het ineens erg plat).
Regelmatig schrijf ik er over. Mijn sportieve aspiraties. Bijna elke week sta ik er weer: in de sportschool (Bijsterbosch in Heerde), klaar voor mijn rondje Milon Circle. Twee keer twintig minuten zwoegen op apparaten die mijn weerstand instellen alsof ik een professionele atleet ben, terwijl mijn lichaam zich gedraagt als een vastgelopen bureaustoel. De belofte is simpel: in slechts 35 minuten per sessie zou mijn conditie met sprongen vooruit moeten gaan. Maar na meer dan 1,5 jaar trouw trainen moet ik toegeven: de enige sprongen die ik maak, zijn die naar de kleedkamer om mezelf te troosten met een warme douche en een energiedrank (en soms een subtiel weggewerkte stroopwafel). Maar dat is in deze vastentijd eigenlijk ook al een troost die niet gezocht kan worden.
Het is niet dat ik niet wil. Ambitie genoeg. Net als de rest van Nederland trouwens. Het zit in ons systeem en hoort ook een beetje bij de circle of life. We willen allemaal fitter, duurzamer, socialer en productiever zijn. Maar ja, de realiteit zit ons in de weg. Drukke agenda’s, overvolle inboxen, inflatie, een overvol hoofd en een wereld die in crisismodus blijft hangen. Hoe vaak horen we niet dat we “samen de schouders eronder moeten zetten,” terwijl iedereen op zijn eigen eilandje ploetert of alleen de eigen tuin aanharkt? Iets wat Irene en ik vanmiddag ook fanatiek deden (laat de lente maar komen!).
En toch… toch is er iets moois aan die Milon Circle. Niet vanwege de kilo’s die er níét af vliegen, maar vanwege de mensen. De vaste gezichten die net als ik in hun sport-outfit staan, de blik op oneindig, hopend op een wonder. Niemand haalt een Olympische medaille (volgens mij valt ook niemand af: maar ik kan mij vergissen) maar we doen het toch. Tussen de apparaten door worden de verhalen over werk uitgewisseld, worden grappen gemaakt en gaat het over (klein)kinderen, vakanties en de beste manier om spierpijn te voorkomen.
Het is misschien wel een prachtige metafoor voor hoe we als samenleving met elkaar functioneren. Misschien wel wat ver gezocht, maar maatschappelijk worstelen we toch ook met van alles en nog wat? We proberen er het beste van te maken, en vaak lijkt het net alsof we nergens komen. Maar in kleine kring, met de juiste mensen om je heen, is het eigenlijk best goed toeven. En misschien is dat wel de echte winst: niet de kilo’s die verdwijnen, maar het "in het moment zijn" of "de band" (hoe oppervlakkig dan ook), die ontstaat met degenen die net zo hard hun best doen.
“Live happy, live present, live always connected”, las ik ooit ergens. Zo is het eigenlijk ook. Het heeft wat weg van mijn blog van vorige week (het zit me blijkbaar toch hoog: excuus daarvoor…).
Maar volgende week sta ik er weer. Bij Bijsterbosch (fase 8 inmiddels). Niet omdat ik verwacht ineens een afgetrainde versie van mezelf in de spiegel te zien, maar omdat het soms al genoeg is om deel uit te maken van iets. Ook een klein onderdeel van die grote cirkel (van het leven).
En wie weet… misschien zorgt die Milon Circle uiteindelijk toch ook een beetje voor wat beweging – al is het maar in mijn hoofd.
Live happy, live present, live always connected!
Een melodramatische blog deze keer. Hoewel misschien ook wel niet.
In een tijd dat we steeds somberder (en bijna depressief) worden van alle berichten die we te verwerken krijgen, is het ook wel eens fijn om de zinnen te verzetten, met andere ogen naar de omgeving te kijken. Misschien ook wel even te vergeten wat er elders gebeurt.
Het lijkt alsof de wereld zucht onder haar eigen gewicht. Oorlogen slepen zich voort, politieke schermutselingen worden met de dag vreemder, en het nieuws is een eindeloze stroom van onrust en ellende.
Maar vandaag… vandaag was het (in ieder geval voor mij) even anders.
Het is 8 maart en de lente heeft zich onbeschaamd vroeg en uitbundig aangediend. Twintig graden, een zon die alles in een gouden gloed zet, en een zacht briesje dat de geur van de rivier meevoert. Met een aantal vrienden ("vrinden" zoals we dat binnen Rotary ook wel eens zeggen) aan het werk in de uiterwaarden aan de IJssel. De IJssel – de mooiste rivier van Nederland, zonder twijfel – slingert zich traag en tijdloos door het landschap, haar oevers nog nat van de winter, maar al vol belofte. Grote groepen ganzen vliegen laag over (met het mooiste uitzicht van de wereld): voor hen zijn er geen grenzen en op deze plek hoeven ze blijkbaar niet bang te zijn om afgeschoten te worden, vanwege de beschermde status van het gebied (begreep ik).
In de uiterwaarden tussen Hattem en Heerde, waar het water de natuur vormt en de seizoenen hun eigen gang gaan, stond vanmorgen een handvol Rotarians met snoeischaren en werkhandschoenen. Geen grote woorden, geen politieke spelletjes, alleen samen de handen uit de mouwen steken. Hagen snoeien, takken opruimen, de natuur een beetje helpen in haar eeuwige cyclus van groei en verval.
Het was hard werken, maar wie maalde daarom? De vogels floten alsof ze de lente zelf uitriepen, de aarde rook naar nieuw leven, en onder de blauwe lucht groeide iets anders dan alleen gesnoeide takken: verbondenheid. Fellowship, zoals ze dat zo mooi noemen. Niet vergaderen over problemen, maar samen aanpakken. People of action. En dan gebeurt er gewoon wat. Al was het alleen maar dat de doornen van de rozen of de meidoorn zich dwars door de kleren en handschoenen heen boorden en niemand daar om maalde. Uiteindelijk ging het dan toch om het werk dat vervolgens wordt gedaan.
En zo, terwijl de zon langzaam steeds meer aan kracht toenam, de zonnebrand zelfs uit de tassen werd gehaald, de schaduwen over de uiterwaarden steeds korter werden met de stijgende zon, bleef die gedachte hangen. Het kan dus anders. Niet alles hoeft zwaarmoedig en uitzichtloos te zijn. Soms is er alleen een rivier, een paar mensen met snoeischaren, en een dag die eindigt met het gevoel dat de wereld – hoe klein ook – een beetje mooier is geworden.
Vandaag was even anders. En misschien is dat precies wat we nodig hebben.
We gaan weer beginnen. De jaarlijkse vastenperiode begint komende week. Al jaren doe ik er aan mee. Vanaf de carnaval tot aan Pasen. Ik heb een eigen regime van vasten ontwikkeld. Geen alcohol, geen frisdrank, geen koffie, geen hapjes tussendoor, geen snoepgoed en alleen het hoognodige eten (ontbijt en avondeten: geen luxe, geen dessert). Verder veel water. Alles van tafel dus. Ik vind het een mooie gedachte.
Soberder leven, veel bewuster omgaan met voedsel en domweg ervaren dat het met minder ook kan. Mooi bij-effect: het scheelt wel een paar kilo’s.
Mijn omgeving zal zeggen dat het hard nodig is.
De zwemband rond het middel neemt inmiddels ook wel erg forse vormen aan. Mijn dementerende moeder vraagt bij een bezoek aan haar keer op keer hoe lang ik nog moet en wanneer de uitgerekende datum is. Tja…ondanks haar dementie is het confronterend (maar wel heel eerlijk) om dat diverse malen in een gesprek te moeten horen. Ik praat meestal maar wat met haar mee en maak er dan ook maar een grapje over.
In de aanloop naar de zogenaamde 40 dagen tijd heb heb ik het er (onbewust of misschien wel bewust) goed van genomen. Soms is het onvermijdelijk: een zakenlunch of etentje kan je natuurlijk niet overslaan, maar het is vanuit het letten op overgewicht veelal toch “zelf afgeroepen leed” bij het dineren met vrienden en familie. Quality Time is het label dat erop wordt geplakt en dat klopt ontegenzeggelijk. Een glaasje wijn, een borrel, een goed stuk vlees en verschillende gangen die het diner vormen. Eigenlijk een dilemma dus. Kiezen voor de gezelligheid en het goede leven of… soberheid en er uit zien als een “jonge god”?
Zelfs mijn oudste zoon (ook niet vies van een goed en groot glas wijn en een goede maaltijd) steekt tegenwoordig al waarschuwend het vingertje omhoog. “Je moet opletten, pa”, dit is niet goed. En dan duidt ook hij op mijn te zware lijf en mijn levensstijl. Ik kreeg zelfs een app aangeraden om mijn eetpatroon vast te leggen. Wel een tijdje gebruikt, maar de discipline ontbreekt om dan dagelijks al die calorieën bij elkaar op te tellen.
Mijn tweewekelijkse bezoek aan Bijsterbosch (de sportschool in Heerde) zet geen zoden aan de dijk. Tenminste: misschien ook wel, maar volgens Irene eet en drink ik alles wat ik afval door het sporten er weer net zo hard aan. Ik heb nog een tijd beweerd dat ik vet in spieren omzet (en daardoor geen kilo’s meer verlies), maar die stelling kan ik ook niet meer met droge ogen volhouden.
"Alles van tafel" dus: vasten tijdens de 40 dagen tijd en dan Pasen vieren (en weer in het oude ritme vervallen). Het is een uitkomst. Pittig in de eerste weken, maar het went en na een tijdje voel je je beter dan ooit. Wel confronterend dat je voor de zomer dan weer op gewicht bent. Het blijft een dilemma en er lijkt gen tussenweg mogelijk. En over het “alles van tafel” of “alles op tafel” dilemma gesproken. Ik keek vorige week naar de Nederlandse film “Alles op Tafel”. Een Netflix film van Linda de Mol (“my goodness: “dieper kan je niet zakken”, zou je kunnen stellen). Het heeft niets met vasten te maken, maar wel met al; het goede wat eten en gezellig samenzijn kan brengen (of in dit geval juist niet).
De film gaat over een groep vrienden die een diner organiseren en afspreken dat alle telefoons tijdens het eten op tafel moeten blijven liggen, maar dat elk telefoongesprek of bericht dat tijdens de maaltijd binnenkomt wordt voorgelezen of op de speaker moet. Ik heb de film helemaal uitgekeken. En dat gebeurt doorgaans bijna nooit en helemaal niet met Nederlandse films en zeker niet met TV optredens of films, waar Linda de Mol haar gezicht laat zien. Een doldwaze film: echt prachtige conversaties en dilemma’s als alles op tafel komt en bespreekbaar wordt. Ook de zaken die je eigenlijk niet zou willen delen. Met plezier naar gekeken.
De film is een remake op de Italiaanse film Perfetti sconosciuti uit 2016. Eerder werden er ook al versies van de film gemaakt in diverse andere talen. Voor een trailer: https://www.pathe.nl/film/25421/alles-op-tafel en hij staat gewoon op Netflix.
Ik ga maar gewoon starten met vasten. Alles van tafel of alles op tafel? Eigenijk het maakt niet zoveel uit. Of toch wel...
Vrijdagmiddag 21 februari. Ik zit in de tuin in het zonnetje. Het verkeer raast in de bekende S bocht hier in Heerde voorbij. Je hoort het geluid beter, omdat er nog zo weinig blad (geen eigenlijk) aan de bomen zit. Het voelt wat onwerkelijk na een sombere en grijze periode. De afgelopen dagen was het winters (op z’n hollands): lekker fris in de avonduren, in de ochtend ijskrabben. Dat laatste schrijf ik eigenlijk voor de vorm (om te duiden dat het gevroren heeft: mijn auto heeft een standkackel en warmt de auto voordat ik instap al op).
Nu dus ineens lente. Het schijnt iets van 15 graden te zijn en ik moet zeggen het voelt heerlijk. Na (alweer) een volle werkweek is het echt onwerkelijk om zo in het tuintje te zitten. Wel met de computer op schoot… op de achtergrond draait het zakelijke mail programma gewoon mee.
Ik heb zelfs een hazenslaapje gedaan. Gewoon in slaap gevallen, terwijl ik wat onderuit gezakt in de tuinstoel zat. Genieten dus. Het is onvoorstelbaar maar er kwam zelfs een citroenvlinder voorbij. Morgen schijnt het weer over te zijn.
Dat is overigens ook logisch, want mijn jongere broer komt naar ons zomerhuisje in Epe en hij heeft er patent op dat het dan altijd regent (zowel hartje zomer als de weekenden in voor- of najaar.
Wij checken om eerlijk te zijn altijd eerst even de bezetting van het zomerhuisje, voordat we besluiten om te gaan fietsen of een wandeling te maken. Als mijn broer er is, weet je dat je beter binnen kunt blijven.
Dat is ook logisch, want mijn jongere broer komt naar ons zomerhuisje in Epe en hij heeft er patent op dat het dan altijd regent (zowel hartje zomer als de weekenden in voor- of najaar. Wij checken altijd eerst even de bezetting van het zomerhuisje, voordat we besluiten om te gaan fietsen of een wandeling te maken. Als mijn broer er is, weet je dat je beter binnen kunt blijven. Ik weet niet of je het boek van Heere Heeresma hebt gelezen: “Han de Wit gaat in ontwikkelingssamenwerking (een parodie op de traditionele hollandse christelijke jongensboeken). In dat boek regent het alle dagen van het jaar en ik moet altijd aan dat boek denken als broer en schoonzus naar Epe komen. Het maakt hun weekenden er overigens niet minder op. Alles is natuurlijk betrekkelijk.
Maar enfin: het is vandaag lente en dat fleurt de boel letterlijk en figuurlijk weer wat op. Er is altijd licht aan het einde van de tunnel. Daar zullen de mensen in Gaza of Oekraine anders naar kijken, hoewel de hoop op betere tijden waarschijnlijk ook doet leven.
Er gebeurt veel in de wereld. Je kunt het bijna niet meer bevatten. Wat een ellende, wat een dommigheid, wat een fake-nieuws, wat een politiek gekonkel, wat een respectloosheid, wat een liefdeloosheid. Je kunt geen Talkshow aanzetten, geen journaal bekijken geen nieuwssite bezoeken, zonder dat je beelden, geluiden of effecten meekrijgt van de hierboven genoemde woorden. En dan is het best knap (vind ik zelf) dat ik de laatste zinnen kan opschrijven zonder dat ik woorden als Musk, Trump, Poetin of Netanjanu gebruik.
Het wordt lente: en als je dan niet naar de TV kijkt en dat eerste fladderende vlindertje voorbij ziet komen, dan lijkt het net allemaal goed te zijn op deze aardkloot. Onwerkelijk. Wat je niet weet of niet ziet of hoort, dat is er domweg niet. Was het eigenlijk maar zo simpel. Was het maar zo betrekkelijk.
Afgelopen week had ik met mijn managementteam een dagje op de hei. Zo’n off-site, in kasteel Woerden. Mooie locatie en goed bereikbaar met de trein. Mensen die mij kennen weten dat ik niet zo’n OV-reiziger ben, maar deze keer toch maar voor dat middel gekozen. Vanuit Wezep met de boemel voor dag en dauw naar Utrecht en dan weer verder met de boemel naar Woerden.
Terug werd het een drama, waarbij alles gebeurde wat mij doorgaans weerhoudt van het reizen met de trein. Hollend na het diner (het lag al wat zwaar op de maag) naar het station. Best grappig dat rode achterlicht van zo’n wegrijdende trein. Maar niet heus. De eerste vertraging dus al te pakken. Bij het openen van de 9292 app zag ik dat er een gewijzigd reisadvies was. Richting Zwoll: twee treinen en 2 bussen. Het zal toch niet waar zijn?
Tierend en de NS verwensend loop ik een kwartier later dus op het station in Utrecht. “U kunt het best de trein naar Hilversum nemen”, meneer… “en dan kijken of het lukt om de trein naar Amersfoort te nemen. Als u geluktheeft, rijd er dan wel een trein naar Zwolle”.
Vol ongeloof kijk ik de best wel vriendelijke NS-er aan. “Er is ongeluk gebeurd. Iemand voor de trein gesprongen bij Den Dolder.” De boosheid is ineens weg. Ik schaam mij voor de innerlijke boosheid. Alles is betrekkelijk natuurlijk. En wat is nu een beetje vertraging als je dit als machinist of nabestaande meemaakt? Je moet er niet aan denken.
Wat mijmerend loop ik naar het perron en neem plaats in de trein naar Hilversum. Tegenover mij zit een huilende vrouw. Twee grote koffers naast haar. Ze had in de trein van het ongeluk gezeten. Had 2,5 uur vastgezeten en had daardoor haar vlucht naar Buenos Airos gemist. Nu dus maar opweg naar huis, ook via Hilversum naar Amersfoort. Ze had zich er zo op verheugd “38 graden verschil”, zegt ze. Lang voor gespaard en dit wordt niet vergoed. Pfff... en dan klaag ik over wat vertraging. Alles is betrekkelijk.
Om kwart voor elf was ik thuis. Doodmoe, maar met een dubbel gevoel. Alles is betrekkelijk…. vandaag schijnt de zon.
Hoewel…. het begint bewolkt te raken. Ik denk dat mijn jongere broer in de buurt is.
Een early Adapter ben ik misschien wel. Nooit mee gedaan met Hyves (een van de eerste social media platforms), maar met de introductie van Twitter en Facebook was ik van de partij. Met name Twitter gebruikte ik veel voor korte (dat kon natuurlijk ook niet anders) berichtjes en wat foto’s met een steeds groter wordende schare volgers. Facebook probeerde ik ook uit en bleef ik intensief gebruiken.
Iedere keer berichten over dat wat mij bezig hield. Eerst met foto’s van het gezin, maar toen de kids begonnen te protesteren (“pa, haal die foto van facebook: ik wil dit niet”), beperkten de berichten zich tot mijn persoonlijke (vrolijke en vooral leuke) ervaringen: vakantie foto’s, berichten over mijn wandelingen, berichten over ons huis…. eigenlijk alleen maar berichten over daar waar je dan een beetje trots op bent en mee te koop wilt lopen.
"IJdelheid der ijdelheden", zou Prediker zeggen. Eigenlijk is het niet meer dan dat. Slecht nieuws zet je er niet op, tenzij je daar al de dooddoeners qua medeleven wil ophalen (maar daar was ik dan weer niet van). Mijn motivatie om Facebook te gebruiken werd in eerste instantie voornamelijk ingegeven door mijn genealogisch onderzoek, maakte ik mijzelf wijs. Ik haalde er veel foto’s en familie berichten vandaan, maar tegelijkertijd was het natuurlijk ook gewoon een bron om mijn nieuwsgierigheid te bevredigen. Mensen die alleen maar foto’s van kun katten, honden of "tegeltjes wijsheden" op facebook plaatsten werden (zonder dat ze het wisten, overigens) "ontvriend". Van dat soort berichten gruwelde ik dan weer wel.
Het heeft iets subjectiefs, natuurlijk.
Tja… en na Twitter en Facebook kwamen Snapchat, Instagram (intensief gebruikt) en vervolgens Tiktok, Mastodon en ook nog Bluesky. Allemaal interessant, soms nog leuk ook, maar… wel stuk voor stuk van een zelfde laken het pak. Het afscheid van Twitter kondigde zich al een tijd geleden al. Wat een bagger, wat een zuurheid en wat een goedkope zwartmakerij. Je miste er niets aan. Ging er soms (grappig bedoeld weliswaar) nog aan mee doen ook. Snapchat volgde al snel, evenals TikTok. Als ambtenaar mag je dat laatste product ook niet op je smartphone hebben. Die Chinezen komen namelijk overal achter.
Instagram en Facebook bleven het meest en langst in gebruik. Swipend door filmpjes (uren naar voorspelbare dommigheid kijken, soms nog leuk ook). En natuurlijk ook de door ijdelheid gedreven berichten over “hoe goed en leuk ik het wel niet heb en had”.
Waarom plaats je toch al die “Ondertussen in Heerde, Zwolle of waar je ook bent" berichten? vroeg een goede vriend. Ik moest het antwoord toch een beetje schuldig blijven. Het vage standaard antwoord was, dat ik de familie een beetje op de hoogte wilde houden. Dat klopte ook wel min of meer, maar…. de onbedwingbare behoefte om te "shinen" (dat denk je dan zelf, overigens: ook al zo'n misplaatst zelfbeeld) was er ook gewoon. En wat schiet je er mee op? Los van het dommige tijdverdrijf, waarbij de telefoon vergroeit met je hand? Eigenlijk helemaal niets.
Wat een onzin dus eigenlijk. Dommigheid, ledigheid (is des duivels oorkussen, toch?) dat is het. En ik mag nu feitelijk zeggen: dat was het. Na de zogenaamde vrijheid van meningsuiting besluitenin Amerika, waarbij je fakenieuws en niet gecheckte (onjuiste) feiten ongecensureerd de wereld in kan brengen, heb ik afscheid genomen van…… Geen Facebook meer, geen Instagram en de rest ook maar verwijderd.
Lees dit bericht (als Facebook of Instagram gebruiker) niet als een oordeel overigens over je dommigheid of slimheid. Voel je alsjeblieft niet aangesproken, als ik verwijs naar tegeltjeswijsheden, kattenberichten of de grappig bedoelde foto's. Ik zou na zoveel ijdele berichtjes van mij zelf niet durven.
Maar nu wel gestopt dus met het tijdrovende gedoe op social media en de gekke drive of behoefte om zoveel mogelijk “likes” te krijgen. Alsof dat je leven verrijkt. Het gaat eigenlijk nergens over…. mensen zitten toch raar in elkaar…. hoewel: wie wil er nu niet aardig gevonden worden?
Een week na het afscheid: nog geen afkickverschijnselen en veel tijd over. Zo simpel is het...
Bye Bye Socials….. terug naar de echte wereld. Nog wel linkedin, overigens (Maar wat ik daar mee opschiet? Misschien binnenkort ook maar verwijderen). En natuurlijk deze website. Ook een vorm van ijdelheid natuurlijk, maar toch net iets anders…. (je kunt niet eens een like geven…)
Het was een beetje stil de afgelopen periode. Tenminste als je het woord stilte gebruikt om te duiden dat er wat weinig blogberichten zijn geplaatst. Na de laatste blog over mijn moeder, kwam het er gewoon niet van. Iets te veel op het bordje: werk, kerk en andere dingen. Voornamelijk werk, overigens. Een volle agenda en een vol hoofd. Tel daar de feestdagen bij op. De tijd vliegt dan ook nog eens voorbij. Het gaat ten koste van het schrijven van berichten. Het gaat ten koste (en dat is veel erger) van de wandelingen over de heide en door de bossen in onze prachtige omgeving. De ommetjes zijn er natuurlijk nog wel. Op zondagmiddag (achter de meute aan op de hei) of op een verloren zaterdagmorgen, maar veel is het niet geweest.
Het is niet goed natuurlijk. Daar gaan de goede voornemens, daar gaat het grote genieten van hei, bos, uiterwaarden en IJssel. Wat een paradox eigenlijk: je geniet er zo van en toch komt het er niet van.
Overpeinzingen… er is veel te zeggen. Begin november verloren de Democraten in Amerika de verkiezingen. Je zag het al een beetje aan komen, ik had mij er op voorhand al een beetje bij neergelegd, maar de hoop dat het anders uit zou pakken bleef. Dus was er toch teleurstelling. En die teleurstelling is gebleven tot op de dag van vandaag. Met ongeloof, verbazing en afschuw kijk je naar de dagelijkse nieuwsberichten over de meest idiote decreten.
We leven in een vreemde wereld. Je wordt er niet vrolijk van. Gaza wordt plat gebombardeerd (we staan erbij, kijken ernaar en zwijgen). Rusland houdt niet op (we staan erbij, kijken er naar en zwijgen) in Oekraine en zelfs in Nederland worden de meest gruwelijke dingen in de onmachtige politiek geroepen (en een beetje gedaan). We staan erbij, kijken er naar en zwijgen.
We moeten ons voorzichtig gaan voorbereiden op oorlog riep Marc Rutte (in zijn nieuwe rol) onlangs. Heb jij al een noodpakket in de kelder staan? De vraag naar dit soort pakketten is blijkbaar nog nooit zo groot geweest. Je wordt er niet vrolijk van in ieder geval. Wij hebben overigens geen noodpakket in de kelder gezet.
En als we dan toch in de "depri-sfeer" zijn. Ik schrijf hier regelmatig over mijn ouders. Het wordt er niet beter op. Met mijn moeder gaat het niet goed. Ze gaat eigenlijk hard achteruit. Verwardheid, Verdriet en Verbazing als we ons bij haar aandienen.
Het is keer op keer toch wel weer even slikken bij iedere ontmoeting. Ze herkent ons niet meer. Weet wel dat het goed is, maar het is niet fijn. Mijn vader heeft het ook- en daardoor zwaar. We staan erbij, kijken er naar en kunnen niet anders dan zwijgen… hoewel… gelukkig komt vaderlief nog regelmatig in Heerde en hebben we mooie momenten met elkaar. Korte wandelingen, een museumbezoek en Quality-time bij een goed glas wijn.
Overpeinzingen… een nieuw jaar. Mooier kunnen we het niet maken, zo lijkt het. Een beetje somber dus…. Ik kijk uit naar de lente…de bloembollen laten zich al een beetje zien. De heide roept… ik kijk er naar uit.
"Dag moeke..."
Het is de openingszin die ik vaak gebruik om mijn lieve moeder te begroeten. Zo ook afgelopen week bij het bezoek van Irene en mij aan het huis waar ze verblijft.
Bij aankomst, staat ze alleen in de verlaten gang als we de afdeling betreden. Ik zie haar staan en neem haar op, zoals ze daar in het midden van die lege gang staat: Het lijkt net of ze weer wat kleiner is geworden, ze staat licht gebogen en wat verward om zich heen te kijken. Er is verder niemand te zien.
Ze kijkt me wat wazig en verbaasd aan als ik haar begroet en op haar afloop.
“Dag moeke…”.
Ze slaat haar hand voor haar mond en begint te huilen. Mijn maag draait zich om en ik probeer niet te laten merken dat ik er van schrik en me wat ongemakkelijk voel bij de situatie. Ik sla mijn armen om haar heen en we knuffelen even.
“Wat fijn dat je er bent, ik ben zo bang”, zegt ze. Ik vraag wat er aan de hand is, maar word geen wijs uit het antwoord. Irene en ik lopen samen met haar naar haar kamer. Ze is onrustig maar ook blij dat we er zijn. Ik knuffel haar nog een keer en ze pakt met haar beide gerimpelde handen mijn gezicht vast en kijkt mij diep in de ogen. Ik mis de blik van herkenning. Ik neem plaats in de stoel tegenover haar. Irene gaat op bed zitten. Ik noem haar nog een keer mama en zeg dat het fijn is om weer even haar te zijn. Wie ben jij dan? vraagt ze. Ik ben je zoon, moeke, zeg ik. Ze kijkt mij verbaasd aan.
Meen je dat?
Ze lijkt het niet te beseffen en vraagt aan Irene wie zij dan wel niet is. We leggen het uit en ook dat Irene en ik getrouwd zijn. Ze weet het niet meer. Ze heeft vandaag al veel bezoek gehad en ik weet dat ze bij het vorige bezoek de vrolijkheid zelf was en zelfs met haar gitaar nog liedjes heeft gezongen. Het is misschien te veel geweest allemaal. Nu is ze zichtbaar vermoeid, een beetje bozig, een beetje verdrietig.
Het is de eerste keer dat ze mij bij een bezoek niet meer herkent en weet wie ik ben. Het is zo’n moment waarvan je weet dat het een keer gaat komen. Ik probeer me groot te houden en er luchtig over heen te praten. Het doet pijn en ik heb moeite om mijn tranen te bedwingen. Hoe gek is het dat je eigen moeder je niet herkent. Ze gaat achteruit en dat merk je aan alles. Het is slikken, zeker als je meer en meer beseft dat zij (de vrolijke en liefste moeder van de wereld) daarmee steeds meer uit beeld verdwijnt. Eigenlijk is het precies andersom. Wij verdwijnen uit haar beeld, uit haar gedachten. Hoe eenzaam en verdrietig moet dat wel niet zijn?
Ze weet of voelt dat het met onze aanwezigheid overigens wel goed zit. Vraagt of ik haar jongere broer ben en ik leg het nog een keer uit. “Ik ben je zoon, mama”. Ze schudt een beetje met haar hoofd, knijpt met haar ogen, alsof ze haar geheugen wil activeren, en begint weer wat te huilen, hoewel ze zich vervolgens ook verbijt en flink probeert te zijn. Ik vraag (tegen beter in) wat er aan de hand is. Ze wijst naar haar hoofd. “Het gaat niet goed met me”, zegt ze. En maakt met haar hand een gebaar, dat je doorgaans maakt om iemand te duiden die gek is of iets geks heeft gezegd. We proberen van onderwerp te veranderen en ik loop naar haar toe en laat wat foto’s op mijn telefoon zien. “Kijk daar zijn wij samen, moeke, jij en ik”.
“En wie ben jij dan?”
“Ik ben Erwin, mama” en ik maak vervolgens het grapje dat ze al zo veel jaren naar mij heeft gemaakt: “ik wijs naar haar buik en zeg dat ik daar in heb gezeten”. Ze glimlacht, lijkt wat tot rust te komen en vraagt waar Nico is. Ik zeg dat hij straks komt en ze merkt op dat dat fijn is. We praten over koetjes en kalfjes. Ze maakt een grapje (wijst naar mijn te dikke buik en vraagt hoeveel maanden ik nog moet en wanneer de bevalling is), glimlacht en in een flits zie ik weer even iets van mijn oude vrolijke moeder.
Wie is dat dan Erwin? Dat is Irene. Je schoondochter. Mijn vrouw. Ze gelooft het niet, maar knikt even.
De stemming verbetert maar dezelfde vragen komen steeds weer terug. De antwoorden zijn echter in een “split second” weer vergeten.
Als we vertrekken omhelst ze mij nog een keer. “Dag mamma, dag moeke…. tot de volgende keer”.
"Dag lieffie", zegt ze… we zwaaien buiten nog een keer naar het raam, waar ze achter staat. Met beide handen zwaait ze ons uit… ze huilt. Ik van binnen ook.
Dag moeke…
Misschien wil je na het lezen van deze blog wel een donatie doen aan de stichting Alzheimer. Alzheimer Nederland zet zich in voor een van de grootste uitdagingen van deze tijd: dementie. Samen met duizenden vrijwilligers, mensen met dementie, mantelzorgers, onderzoekers, donateurs en collectanten, werken zij aan een toekomst zonder dementie en aan een betere kwaliteit van leven voor mensen met dementie en hun mantelzorgers. Je kunt hun werk ondersteunen via de link naar de volgende site: www.alzheimer-nederland.nl. Je kunt ook de "ik denk aan je" afbeelding hierboven aanklikken...
“Zo, dat is een diepe zucht”, zei een van de coaches van Bijsterbosch, vanmorgen vroeg tijdens mijn wekelijkse sportschool-routine. Ze stond een paar meter van mij vandaan en ik was druk doende met mijn workout. “Ja, het is ook pittig”, mompelde ik.
Dat was overigens ook echt zo. Inmiddels zit ik in fase 7 van de Milon Circle, maar na een periode met corona en nog een forse griepachtige verkoudheid in het lijf, gaat het sporten me niet zo goed af. Zuchtend, puffend en hoestend (rochelen zou je ook mogen zeggen) werk ik mijn oefeningen af.
Toch moet ik bekennen dat ik wel vaker een opmerking krijg over een door mij geproduceerde duidelijk hoorbare zucht. Daar waar mensen vaak non-verbaal laten zien of ze het ergens wel of niet mee eens zijn, door bijvoorbeeld bedenkelijk te kijken of te fronsen, blijkt het dat ik in mijn ongedurigheid soms nogal luidruchtig zucht.
Bij de Rotary als een spreker te lang van stof is, op mijn werk als een discussie weer nergens over gaat of voor de TV als er weer iets voorbij komt waar ik mij (blijkbaar) aan erger. Niet iedereen maakt er een opmerking over, maar ik word mij er wel steeds meer van bewust, omdat sommigen dat wel doen. “Vind je het niet leuk, Erwin” hoor ik dan wel eens of “duurt het te lang?”. Ik mompel dan ontkennend (een beetje jokkend) een excuus, maar schrik er ook van. Ik kan mijn gezicht wellicht in de plooi houden en daar kan je mogelijke desinteresse niet aan aflezen, maar…. als dat teniet wordt gedaan door het luidruchtig zuchten, dan is dat niet netjes en op z’n minst niet respectvol voor de omgeving waar ik dan aanwezig ben. Het erge is dat ik me er tot op heden amper van bewust was.
Wat is dat eigenlijk? Een zucht..
Ik zocht op internet naar een verklaring en vond bijgaande definitie: Een zucht is een hoorbare, diepe ademhaling waarbij lucht met kracht wordt uitgeblazen, vaak om spanning, frustratie, opluchting of vermoeidheid te uiten. Het is een universeel signaal van emotie, subtieler dan woorden maar vaak veelzeggend.
Bij de definitie op internet werden ook wat voorbeelden genoemd. Situaties waarin mensen onbehoorlijk zuchten:
In deze situaties wordt zuchten een vorm van passief-agressieve communicatie, waarbij de zucht meer zegt dan woorden.
Terwijl ik dit stukje aan het schrijven ben, vraagt vrouwlief of ik zover ben. We gaan naar Zwolle. Oeps, zucht… vergeten. Het komt me helemaal niet uit, maar ook deze dramatische zucht (en daar ben ik me nu wel bewust van) heeft mijn mond al verlaten voor ik er erg in had: Sinterklaas inkopen doen op een zaterdag in een drukke stad. Je moet er niet aan denken. Ik in ieder geval niet (“zucht”).
Een uiting van frustratie: er valt dan eigenlijk best wat af te zuchten, overigens.
En toch….
Een zucht kan ook iets positiefs zijn. Die zucht in de sportschool, die zucht tijdens een vergadering, die zucht tijdens een presentatie, omdat het gewoon een goed verhaal is. Een “zucht van verlichting” is dat heerlijke moment waarop je plotseling een last van je schouders voelt vallen.
Of misschien die zucht die hoort bij het gelukzalige moment als de wijn goed smaakt bij een heerlijke maaltijd of als je na een week van hard werken even bij vrouwlief op de bank zit of samen hand in hand zit te genieten van dat prachtige plekje tijdens je vakantie….
Zucht….
Wat een rare blog is dit…
Het aantal blogjes dat wordt geschreven over een van mijn ouders neemt wel wat toe. Ik hoop dat de lezer het mij vergeeft. Het zijn berichten die misschien en per definitie veel meer bedoeld zijn voor de innercircle. Je kunt jezelf misschien ook wel afvragen, waarom je zo’n berichtje uit de persoonlijke sfeer uberhaupt publiceert. Om eerlijk te zijn weet ik het antwoord eigenlijk ook niet. Op de een of andere manier is er een soort onbedwingbare drang om het “in the open” te brengen. Het is een soort facebook gedrag. Waarom plaats je daar alles (misschien overigens alleen maar de positieve dingen waar je mee te koop kunt lopen: een soort ijdelheid dus) wat je mee maakt. Ik plaats er zelf ook wel eens wat op Facebook, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat ik vaak ook met plaatsvervangende schaamte berichten uit de zgn. vriendenkring op social media lees (dat geldt dan ook op achterafbasis vaak voor mijn eigen facebookberichten). Voor een ieder die dat ook heeft bij het lezen van deze blog: stop dan alsjeblieft met het lezen van dit artikeltje.
Waarom weet ik niet precies….. maar… ik moet het gewoon even kwijt en via zo’n blogje schrijf ik soms ook wat zaken van mij af. Het antwoord op de vraag waarom je het dan vervolgens publiceert, moet ik dan schuldig blijven. Als lezer behoor je gewoon even tot de innercircle…. Het voelt overigens net iets anders om zo'n blog op je eigen site te zetten, in plaats van op Facebook. Het is wat onlogisch eigenlijk.
Mijn vader. Daar gaat het bericht dus weer over. Een aantal weken geleden kreeg hij een TIA. Oorzaak inmiddels bekend. Een verstopte halsslagader. Deze week zou hij eraan geopereerd worden. Ik mocht hem vergezellen tijdens de opname dag afgelopen dinsdag. “Vind je het leuk om dan met mij te ontbijten?, vroeg mijn vader”. “Tuurlijk pa (de dag zo alleen beginnen is ook zo wat)”. Dus om 06.00 uur in de auto vanuit Heerde naar Vianen.
Nadat de afspraak was gemaakt belde zuslief nog op om aan te geven dat hij tegenwoordig wat uitslaapt en dus niet om 06:30 uur naast zijn bed staat, maar pas om 07:15 uur aan tafel gaat (my goodness: het is maar wat je uitslapen noemt). Ik weet niet waarom, maar het hoort bij het ritme van mijn vader. Sinds mijn moeder in een verzorgingshuis zit, blijft het ritme min of meer hetzelfde. Je staat vroeg op, gaat ontbijten doet de rest van de dag de dingen zoals je altijd al deed.
Om half 8 stond ik op de stoep. Vaderlief was al aangekleed. De tafel in het kleine keukentje van zijn appartement in Vianen was gedekt. Een gekookt ei, een glaasje jus d’orange, een kop koffie en een stapeltje boterhammen, netjes op elkaar gelegd. “Dat is lang geleden, Erwin”, zegt hij. “Dat we samen ontbeten hebben. Het is altijd maar stil hoor”, merkt mijn vader op. Ik moet even slikken als ik naar de foto van mijn moeder kijk, die pontificaal in het midden op de ontbijttafel staat (naast de Bijbel). Zullen we even stil zijn, vraagt hij? We doen onze ogen dicht en ik buig automatisch ook mijn hoofd, mijn vader vouwt zijn handen. De radio staat aan (je zult het niet geloven op Christmas Radio oid) en daar klinkt een moderne versie van Silent Night. Na het moment van stilte merk ik op dat hij er wel erg vroeg bij is met de kerstmuziek. Het is 22 oktober. Nu telt mijn vader vanaf de langste dag op 21 juni al af naar Kerstmis, maar dit vindt hij zelf ook te veel van het goede. Hij weet echter niet hoe hij op zijn digitale radio de zender moet verwisselen.. Waarschijnlijk luistert hij dus al vanaf begin september naar kerstmuziek bij het ontbijt.
In de loop van de ochtend maken we ons op voor het vertrek. Ik help hem nog even met het vervangen van een pleister op z’n hoofd (hij heeft gisteren tot bloedens toe zijn hoofd gestoten). We praten over koetjes en kalfjes, over mijn moeder en wie er voor haar zorgt als hij naar het ziekenhuis is. Hij zegt niet gespannen te zijn. “Ik maak mij geen zorgen, hoor. Ik ga vol vertrouwen en… dit is echt de meest verstandige keuze”. Het was kiezen tussen de operatie of het wachten op een volgende TIA.
Als we vertrekken schuifelen we achter zijn rollator naar de gang. “Wacht even….”, roept hij. Hij schuifelt terug naar de bank. Ik moet nog iemand bellen. Het blijkt Pierre te zijn (iemand -een Kromhout-maatje-uit Limburg- die hij vorig jaar heeft ontmoet en waarvan hij deze week begreep dat hij wat problemen met lopen heeft): ik moet even weten hoe het met hem gaat… en hem ook sterkte wensen. Het is de wereld op z’n kop, maar zo is mijn vader. Ik ben er toch ook wel trots op. Altijd aandacht voor de ander, altijd zich zelf wegcijferend en klein makend. Hoewel dat laatste soms ook wel wat ridicule vormen aanneemt.
Op weg naar het ziekenhuis loopt de spanning voelbaar op. Mijn vader spreekt iedereen aan, die hij tegenkomt, knoopt met veel mensen een gesprekje aan. De taxi-chauffeur van het pendelbusje, de dame die geen plek kan vinden om te zitten (hij is in staat om zijn plek af te staan - dat doe ik dan overigens) en de verpleegsters in het ziekenhuis. “Kennen jullie Henny?” is een vraag die hij diverse keren aan medewerkers van het Antonius stelt. Zij heeft hier (jaren geleden, overigens) ook gewerkt als vrijwilliger van de patientenvervoersdienst. Pas op het moment dat hij zelf naar een van de poli’s wordt gereden, is er iemand die met Henny (mijn moeder) heeft samengewerkt. “Doe de groeten maar van Sjaak", zegt hij. Dat zal ik doen, mompelt mijn vader met een glimlach op z’n gezicht. Een herinnering aan een tijd dat het goed was.
Op weg naar de opname afdeling (we zijn inmiddels van hot- naar her gestuurd en mijn vader heeft nog twee voorbereidende onderzoeken gehad), merkt hij op dat hij blij is dat ik er bij ben. “Ik ben geen held, Erwin”. Ik zou dit in mijn uppie ook niet gered hebben. Voor mij is hij wel een held. Het is ook een heldhaftige keuze om als 87-jarige deze operatie met zo'n zware narcose aan te gaan. Hij doet het (ook voor mijn moeder, zegt hij) toch maar.
De operatie de dag daarna is pittig. Om half 10 naar de OK. Mijn vriend Bertus (ook vrijwilliger bij de patienten vervoersdienst) rijdt hem met een knipoog naar de operatiekamer. Om 13:00 uur wordt hij naar de recovery gereden.
Rond 17:00 uur op de kamer, waar ik samen met mijn jongste broer probeer de eerste woorden met hem te spreken. Hij is nog dizzy (zo stoned als een garnaal), maar toch aanspreekbaar. Drie vragen blijft hij stellen (ieder keer als hij weer wat bijkomt, nadat hij in slaap is gesukkeld): wie gaat er vanavond naar Henny? Is het geregeld? en… zijn de luiken al opgehangen? (ons huis in Heerde is net geschilderd en de luiken moesten nog worden opgehangen). Het is allemaal geregeld voor moederlief, pa.
En… de luiken hangen. De operatie is goed gegaan. Je bent een held!
“Kan ik al naar huis, Erwin?”
De herfst is een seizoen van verandering. Als de zomer zich langzaam terugtrekt en de dagen korter worden, transformeert het landschap in een prachtig palet van warme, diepe tinten. Het is alsof de natuur haar laatste levendige zucht uitblaast voordat ze zich in winterslaap hult. Deze tijd van het jaar roept een gevoel van bezinning op, van loslaten en vernieuwing, en nergens is dat zichtbaarder dan in de kleuren die de wereld om ons heen tot leven brengen.
Wanneer je door de Dellen vlakbij de Renderklippen wandelt, zie je de bomen langzaam van kleur verschieten. De groene bladeren, ooit zo fris en vol leven, veranderen in de meest indrukwekkende schakeringen van geel, oranje, rood en bruin. Elke boom lijkt zijn eigen verhaal te vertellen, een laatste kunstwerk voor het seizoen eindigt. Het is alsof de natuur haar penseel in de lucht zwaait, elke beweging vol intentie en betekenis. In onze woonkamer hangt een schilderij van Jan van Vuuren, waarin dit beeld nadrukkelijk zichtbaar wordt.
De kleuren van de herfst hebben iets betoverends. Ze brengen warmte in een tijd waarin de dagen steeds koeler worden. Het rode van de esdoornbladeren, het gouden geel van de berken en het diepbruin van de eikenbladeren, allemaal staan ze in scherp contrast met de grijze lucht die steeds vaker de zon verdringt. Deze levendige tinten omarmen de melancholie van de naderende winter en geven ons het gevoel dat er schoonheid te vinden is in het verval. Excuus voor de lyrische taal, maar het zijn de woorden die bij mij opkwamen toen ik samen met Irene afgelopen vrijdagmiddag een uurtje de bossen in ging. Een cadeautje na een week van hard werken.
Maar niet alleen de bomen maken de herfst een feest voor het oog. Ook de heidevelden, die in de zomer nog zo uitgestrekt en levendig paars bloeiden, krijgen nu een meer ingetogen, grauwe uitstraling. De paarse bloei maakt plaats voor een ruige, aardse textuur, een tapijt van stil verdriet. Toch heeft ook deze sobere verschijning haar eigen charme. Het contrast tussen de zachte, gedempte kleuren van de heide en de vurige bladeren in het bos laten zien dat de natuur een meester is in balans en harmonie. Je zou het liefst met de penseel in de hand het beeld in de grijze Gaza strook of aan het front in Oekraiene willen veranderen: harmonie, evenwicht, vrede en balans.
De herfst leent zich bij uitstek voor het vak van de schilder. Een kunstenaar kan geen mooier seizoen kiezen om de natuur vast te leggen in al haar glorie. Elke penseelstreek die het doek raakt, lijkt de diepere emoties van het seizoen te omarmen. Een verwijzing naar het schilderij bij ons aan de muur, laar het duidelijk zien, Het subtiele spel van licht en schaduw, de manier waarop de zon net door de bladeren breekt voordat ze ondergaat, dat is de essentie van de herfst. Het is een uitnodiging om te vertragen, om even stil te staan en de schoonheid van vergankelijkheid te bewonderen.
Net zoals de herfst ons inspireert om stil te staan bij de verandering van de natuur, werden wij geïnspireerd om wat veranderingen aan te brengen in en rond ons eigen huis. Ons geliefde Zonnestein, aan de Keuterstraat in Heerde.
Het huis had een wat traditionele uitstraling met zijn witte muren en rode accenten. Het rode deed denken aan de vurige kleuren van de herfstbladeren, en het wit gaf het geheel een frisse, schone uitstraling. Maar net zoals de bomen hun bladeren laten vallen en zich voorbereiden op een nieuw begin, voelden wij dat het tijd was voor vernieuwing.
En zo besloten we de kleur accenten te veranderen. Het rood van de luiken en het wit van de kozijnen hebben we ingewisseld voor een rustgevend en authentiek licht groen. Het witte huis hebben we opnieuw in een stralende witte verf gezet, frisser dan ooit tevoren. Zo lijkt het in ieder geval. Een likje verf doet wonderen.
(excuus voor de lyrische taal, maar soms heb ik daar als lezer en wandelaar gewoon wat last van...)
Ziek. Het overkomt me niet vaak. Ik moest me er toch aan overgeven. Griep dacht ik, later bleek het Corona te zijn. Toch bijzonder. Tijdens de pandemie reed het Corona busje ons huis in Heerde voorbij en nu… enkele vaccinaties later….. toch positief op Corona getest. Testen hoeft eigenlijk niet meer. Het virus is inmiddels (zo lijkt het in ieder geval) een soort griep geworden en het devies is thuis blijven, zolang je klachten hebt. Als ik het RIVM mag en moet geloven, tenminste. En dat doe ik met plezier en niet alleen omdat ik werkzaam ben bij het RIVM.
Je kunt je echter voorstellen hoe het gaat. Bij de eerste symptomen, neem je hooguit een paracetamol en sleep je je toch naar het werk. “Je stopt pas met werken als het echt niet langer kan (lees: je er zo’n beetje dood bij neervalt)”. Zo heb ik het met de paplepel ingegeven gekregen.
“Wij Verbomen zijn niet voor 1 gat te vangen en gaan door …. laten ons zeker niet kennen.” Het zijn woorden van mijn vader. Het zijn de echo’s van gesprekken die mij doen herinneren aan de middelbare schooltijd, waar ik dit soort zinnen vaak kreeg toegevoegd, als ik een keer met barstende koppijn het bed wilde houden en een dagje school wilde laten schieten.
Tja… zo zijn wij Verbomen. We laten ons niet kennen.
Mijn vader. Niet voor een gat te vangen. Gaat altijd door. Pijntjes kent hij wel, maar erkent ze niet. Er moet wel iets heel geks aan de hand zijn, als hij zich bij een arts meldt. Meestal doen wij dat dan maar voor hem. Hij wil zich niet aanstellen en niemand (en zeker de arts niet) tot last zijn.
Op vrijdag (ik lag dan eindelijk toch met dat enorme schuldgevoel op bed en had mij ziek gemeld) ging de telefoon. Ik zag op mijn Iphone dat het mijn vader was. Ik was net wat weg gedoezeld (of hoe noem je dat?) en liet hem maar even lopen. Een kwartier later werd ik wakker en zag ik dat hij nog een keer gebeld had. Belangrijk dus… ik belde terug, maar kreeg een wildvreemde dame aan de lijn. “Niet schrikken meneer, ik ben een ambulance medewerker en bel vanuit de ambulance. We zijn met uw vader onderweg naar het ziekenhuis. Hij is niet lekker geworden, maar hij is goed aanspreekbaar. Maakt u zich geen zorgen. We denken dat het een TIA is geweest. Als u deze kant op komt hoeft u zich niet te haasten. Doe maar voorzichtig…”
My goodness. Je schrikt natuurlijk wel. Je staat direct naast je bed (de hoofdpijn en lamlendigheid zijn direct verdwenen), hoewel ik nog wel de tegenwoordigheid van geest heb om een mondkapje uit de kast te grissen op weg naar de auto, waarbij ik mij tijdens het telefoneren en het naar de auto rennen ook nog probeer aan te kleden. De lezer zal zich ongetwijfeld een beeld kunnen vormen over hoe dit er uit heeft gezien (het meest ridicule beeld klopt, kan ik je verzekeren). Ik roep de schilders die ons huis van een nieuwe kleur voorzien nog toe, dat ik weg ben en niet voor de koffie kan zorgen.
Op weg naar Nieuwegein. Inmiddels aangekleed (zelfs de veters van mijn schoenen gestrikt voor het stoplicht). Het Antonius ziekenhuis.
In het ziekenhuis is mijn vader snel gevonden. Bij de eerste hulp. Daar ligt hij. Een kleine tengere man. Onzekerheid in de ogen, maar inderdaad goed aanspreekbaar. Hij heeft een TIA gehad, praat wel wat moeilijk, maar de uitvalsklachten zijn al zo goed als verdwenen, vertelt de neuroloog. Met de verpleegster maakt hij al weer grapjes. Hij mompelt dat er toch wel heel veel mensen, zich met hem hebben bezig hebben gehouden en bedankt een ieder die aan zijn bed komt te staan voor de goede zorgen. Vertederd kijk ik naar hem en hoe hij dat doet. Het is typisch mijn vader. Zelfs nu denkt hij aan de ander en niet aan zichzelf.
We praten over dat wat er gebeurd is. Hij kon tijdens het rondbrengen van brieven voor de kerk (“hij sterft nog een keer in het harnas”) ineens niet meer op z’n benen staan, voelde zich duizelig en heeft zich min of meer slepend langs de muur naar zijn woning getrokken. Hoewel hij zich dat ook niet meer goed kan herinneren. Ik slik even als ik het verhaal hoor.
“Het was niet goed, Erwin”, zegt mijn vader. “Ik dacht dat mijn laatste uur geslagen had…… en hoe moet het dan met je moeder….”
“Ik heb zelf de dokter maar gebeld en die heeft direct de ambulance opgeroepen”, zegt mijn vader.
Mijn vader die zelf de dokter belt. Uit zichzelf. Dan is het inderdaad ernstig. Een Verboom laat zich niet kennen en geeft zich niet zo snel over aan lichamelijk ongemak.
Situatie was natuurlijk ook ernstig en dat is het nog steeds. Uit onderzoek blijkt dat zijn halsslagader fors verstopt zit en dat hij geopereerd moet worden. Of het moet laten aankomen op een volgende TIA of herseninfarct. Dat risico wil hij niet lopen. Het risico van de operatie en de volledige narcose op zijn leeftijd is dan toch kleiner. Het blijft toch spannend en de schrik zit er goed in. Bij mijn vader en bij een ieder die om hem heen staat.
Aan het einde van de middag heb ik hem naar huis gebracht. Broederlief heeft de maaltijd verzorgd en is lang bij hem gebleven. De nacht kwam hij goed door. We hebben hem uit zijn hoofd gepraat om diezelfde avond nog even naar mijn moeder te gaan. Dat heeft hij de dag daarna goed gemaakt. Het ging (en zeker de ernst van de situatie) overigens aan mijn moeder voorbij. Ze vroeg wel waarom hij zo moeilijk liep, maar toen hij vertelde wat er was gebeurd kwam dat niet bij haar binnen. Verdrietig eigenlijk.
Inmiddels loopt mijn vader dus nu wel met een rollator. Hij heeft het lang proberen te voorkomen, maar hij staat als gevolg van de TIA zeer wankel op de benen. We zijn in afwachting van de oproep voor de operatie.
“We moetendoor, Erwin….”.
Ja pa. We laten ons niet kennen.
(een paar dagen later zijn we weer bij mijn moeder... een vertederend moment.... onmacht en liefde in 1 beeld gevangen:)